20 juli '18

Verhitte woningmarkt geen reden om Nederland vol nieuwbouw te zetten

Crisis heeft geleerd dat veel problemen opgelost kunnen worden binnen bestaande wijken

Het is feest in de bouwsector. De economie is vol op stoom en de vraag naar woningen is zo groot dat bouwmaterialen niet zijn aan te slepen. Maar hoe gaan we dit feestje vieren? Gaan we door op de oude voet en zetten we Nederland vol nieuwbouw, of verzilveren we lessen van de crisis en renoveren we de bestaande wijken?

Het is tien jaar geleden dat de economische crisis toesloeg. Die raakte de bouwsector hard – vooral nieuwbouw – maar gaf ook het renovatievak een enorme impuls. De binnenstedelijke bouwopgave kwam tot bloei doordat grote ontwikkelaars de financiering van nieuwbouwprojecten niet meer rond kregen, terwijl woningbouwcorporaties stopten met bouwen, als gevolg van de zogenoemde verhuurdersheffing. Daarbij kwam dat er overal kantoren en winkels leegstonden, wachten op een nieuwe bestemming. We moesten het doen met wat we hadden aan gebouwen, en dat lukte verrassend goed.

De winnaars van de NRP Gulden Feniks, een prijs voor hergebruik van de bestaande gebouwde omgeving, zijn het tastbare bewijs. De renovatie van de Koningsvrouwen van Landlust in de Amsterdamse wijk Bos en Lommer toonde de potentie van naoorlogse portiekflats. De Kloostertuin in Nijmegen, een woon-zorgcomplex rond een publiek park gerealiseerd door de gemeenschap van paters jezuieten, bewijst dat particulieren met vermogen en visie ook kunnen meedoen aan stadsontwikkeling. Ru Pare Community in het Amsterdamse Slotermeer toont hoe beperkingen tot creatieve oplossingen dwingen: met minimale middelen werd wat bekend stond als ‘de slechtste school van Nederland’ omgetoverd tot ‘huiskamer van de wijk’. Deze projecten werden mogelijk gemaakt door opdrachtgevers met lef, slimme allianties tussen gemeentes, ontwerpers en bewoners, en nieuwe verdienmodellen.

Waar renovatie voor de crisis gold als een ‘bijvak’ van de architectuur, groeide het in het afgelopen decennium uit tot een volwassen discipline. Laten we deze kunde en creativiteit inzetten om de enorme vraag naar woningen zo veel mogelijk binnen de bebouwde gebieden op te lossen. Toegegeven: op sommige plaatsen zal nieuwbouw in het buitengebied gerealiseerd moeten worden, maar verreweg het meeste werk ligt in de bestaande stad. Daar staan zeven miljoen bestaande woningen die verduurzaamd moeten worden, en is de behoefte aan woonruimte – en aan bijbehorende scholen, parken en winkels – het grootst. Om meer woningen te realiseren, moeten we bestaande wijken verdichten. Soms kan dat door hoogbouw op bestaande bebouwing toe te voegen. Soms is sloop-nieuwbouw nodig.

‘Tabula-scripta’ noemt rijksbouwmeester Floris Alkemade de huidige toestand; de beschreven lei, het tegenovergestelde van het witte tekenvel van de tabula rasa van waaruit we decennialang werkten. Dat vraagt een andere aanpak, maar levert ook vragen op: hoe kan de bestaande omgeving op waarde geschat worden? En hoe kan de architectuur, daarop voortbouwend, anticiperen op maatschappelijke kwesties als klimaatverandering? Vaststaat dat architecten, ontwikkelaars, gemeentes en corporaties het niet alleen kunnen. Bouwen in de stand vergt een integrale aanpak en een nauwe samenwerking tussen betrokkenen. Was de renovatie van corporatiewoningen voorheen een taak van de onderhoudsdienst, nu is het zaak om onderhoudsbudgetten slim in te zetten om te verduurzamen, waarbij monumentenzorg helpt met de waardebepaling en adviseert over het straatbeeld, architecten de plattegronden verbeteren en stedenbouwkundigen de openbare ruimte. De tijdsdruk vraagt het nodige van onze democratie. In de stad zijn veel buren om rekening mee te houden. Zij moeten kritisch naar zichzelf blijven op ‘not-in-my-backyard-gedrag’. De keuze voor transformatie ligt bij de markt, maar ook bij overheden, die met bestemmingsplannen, adviezen en subsidies de ontwikkeling van de bestaande stad kunnen sturen en stimuleren. Dat bouwprojecten momenteel stil liggen door de schaarste aan bouwmaterialen, toont dat we zorgvuldig moeten omgaan met wat we hebben. Hoopvol is dat steeds meer professionals zich storten op dit soort opgaven, omdat zij zien dat ze daar toegevoegde waarde creeren, waarvoor een kant-en-klaar nieuwbouwplan geen ruimte laat. Binnenstedelijke bouw is dus meer dan een noodzaak; het is ook uitdagend om aan te werken, en een kans om kwaliteit van onze leefomgeving te verbeteren.

Bron: Het Financieele Dagblad d.d. 20 juli 2018

Terug naar overzicht